Spelling in groep 5

In groep 5 ga je niet alleen meer aan de slag met spelling, maar met het vak ‘Nederlands’. Naast spellen leer je dan ook meer over lezen, schrijven en over spreken. Zo ga je vanaf groep 5 misschien al een spreekbeurt doen en krijg je moeilijkere teksten om te lezen.

Spellen in groep 5

De juf of meester in groep 5 gaat nog steeds bezig met spelling. In groep 4 heb je al gewerkt met verschillende soorten woorden. Nu worden de woorden moeilijker. In groep 4 ging je aan de slag met woorden als ‘kooi’, maar nu wordt het woord ‘dooier’. Leerde je in groep 4 nog het woord ‘haai’, leer je nu het woord ‘lawaai’. Merk je dat de woorden moeilijker en langer worden?

In groep 5 komen er nog veel meer regels bij. Leerlingen in groep 5 leren de spellingregels van zogenaamde ‘samengestelde woorden’ (woorden die eigenlijk uit twee woorden bestaan), maar ook over het meervoud (meer dan één) en verkleinwoorden: woorden die iets kleiner maken, zoals ‘woordje’ bij het woord ‘woord’.

Leestekens worden nu ook belangrijk. Je leert ze zelf herkennen, maar ook zelf te gebruiken. Hoofdletters kende je al, want dat is nog iets uit groep 4. In groep 5 leer je ook meer over de komma, de punt, het uitroepteken, de dubbele punt en het vraagteken. Deze ga je echt in je schoolwerk gebruiken.

Ontleden in groep 5

In groep 5 begin je ook met het ontleden van zinnen en woorden. Dat houdt in dat je elk woord in een zin een naam kan geven. Je leert bijvoorbeeld wat een zelfstandig naamwoord, een werkwoord, een lidwoord en een bijvoeglijk naamwoord is.

Daarnaast moet je de zinnen in zinsdelen kunnen noemen. Zo leer je bijvoorbeeld wat een persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde of onderwerp is. Dat is heel belangrijk, want zelfs op de middelbare school wordt hier nog naar gevraagd.

Wat al deze woorden betekenen, leggen we nog niet op deze pagina uit. Deze woorden moet je namelijk echt onder de knie krijgen met hulp van een juf of meester. Het is best verwarrend en ook best moeilijk, maar uiteindelijk leer je dit steeds beter en beter te gebruiken.

Werkwoordspelling

Bij het ontleden hoort ook ‘werkwoordspelling’. Dat betekent dat je het verschil tussen de tegenwoordige tijd (iets dat nu gebeurt) en de verleden tijd (iets wat al is gebeurd) kent. Je leert hoe een werkwoord (iets wat je doet) verandert en hoe je dit schrijft in een zin. Tot in groep 8 ga je ermee bezig. Veel kinderen vinden dit lastig, dus het is niet erg als het niet meteen lukt. De juf of meester gaat je tot in groep 8 helpen.

Spreken

In groep 5 wordt spreken ook steeds belangrijker. Je gaat bijvoorbeeld meedoen aan kringgesprekken, boekbesprekingen en spreekbeurten. Misschien ga je zelfs een toneelstukje opvoeren.

Niet alleen spreken is belangrijk, maar ook luisteren. Je leert te begrijpen wat een ander eigenlijk zegt, hoe iemand dat zegt en wat degene die praat eigenlijk bedoelt. Je leert ook meer over de ‘houding’, oftewel: hoe staat iemand erbij als diegene iets zegt? Dat zegt namelijk ook iets over hoe iemand iets bedoelt.