Spelling in groep 6

Waarschijnlijk zie je een beetje op tegen groep 6. Je vindt misschien de woorden verwarrend, of je maakt veel fouten. Soms maak je fouten niet, en soms maak je ze heel veel. Schrik niet; het heeft allemaal te maken met groep 6. Het hoort erbij. Gelukkig kun je zelf veel oefenen om fouten te voorkomen. Dat is namelijk echt leren. Leren doe je niet alleen door te luisteren naar de juf of meester, maar ook door zelf veel te oefenen. Wat leer je eigenlijk precies in groep 6?

Verder met spelling in groep 6

Groep 6 is een belangrijke klas. Je gaat namelijk nog veel meer leren over -ng, -nk, au/ou, en ei/ij-woorden. De woorden worden steeds langer en moeilijker. Ook oefen je veel met woorden die eindigen met een f, maar die verandert in een v als het om meerdere dingen gaat. We noemen dit het meervoud. Denk aan het woord ‘bedrijf’, dat ‘bedrijven’ wordt, als het om twee gaat. Hetzelfde geldt voor de -s en de -z: ‘een huis’ wordt ‘twee huizen’.

In groep 5 leer je al meer over de open- en gesloten klanken. Daar ga je in groep 6 mee verder. Je leert het verschil tussen een i of ie. En hoe zit het eigenlijk met -ig en -lijk? Die woorden zijn soms best verwarrend. Je zegt ‘nameluk’, maar schrijft ‘namelijk’. Hoe kan dat precies?

En dan zijn er nog woorden met een c, terwijl je een s of een k hoort. Je hoort ‘sijfer’, maar schrijft ‘cijfer’. En geen ‘insekt’, maar een ‘insect’. Je juf of meester gaat je nog veel meer over dit soort woorden uitleggen.

Werkwoordspelling in groep 6

In groep 5 ben je al begonnen met de werkwoordspelling (het spellen van woorden die je doet). Je weet al wat werkwoorden in een zin zijn. Maar wat heb je daar aan en waar gebruik je het voor? Dat leer je in groep 6. Je leert hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijft (‘ik doe’ en ‘jij doet’). Ook leer je wat persoonlijke voornaamwoorden (zoals ik, je, jij, hij, zij het, en wij) zijn en wanneer je ze gebruikt.

Soms verandert de laatste letter niet, maar blijft deze gelijk. Als je eindigt met een t, komt er niet nog een t bij. En wanneer gebruik je het persoonlijk voornaamwoord ‘het’, ‘zij’ of ‘het’ in een zin? Fluiten wordt dan ‘hij fluit’.

Dat klinkt best ingewikkeld. Gelukkig kun je het leren. Door veel te oefenen heb je het zo onder de knie. Het is niet erg als je het nog niet meteen snapt. De meeste kinderen snappen pas hoe dit precies werkt, in groep 8.

Minder schrijffouten maken

Schrijven is in groep 6 niet alleen spellen. Het is ook creatief kunnen denken en teksten schrijven met weinig schrijffouten. Je gaat in groep 6 ook meer leestekens gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan punten, om een zin af te sluiten, komma’s, om twee zinnen aan elkaar te binden en een vraagteken om een vraag te stellen.

Je maakt in groep 6 steeds minder schrijffouten, omdat je nadenkt over hoe je woorden en zinnen moet schrijven. Je wordt steeds een beetje beter in Nederlands.

De Cito-toets in groep 6

In groep 6 krijg je ook een Cito-toets. Daarmee bekijkt de juf of meester hoe goed je al Nederlands schrijft. Zo weet je ook waar je nog aan moet werken. De meeste kinderen in groep 6 maken nog fouten met een lange klank aan het eind van een woord (zoals jager, of probleem). Of juist andersom: een korte klank aan het eind van een woord (zoals bakker of kennis).

Op de Citotoets wordt ook gevraagd naar leenwoorden met ‘ge’, zoals ‘garage’, uit het Frans. Ook oefen je met woorden waarbij een woord met een c klinkt als een s of een k. Op de toets wordt ook gevraagd naar woorden met een ‘s, zoals ‘s morgens of piano’s.

Maak je veel fouten? Dat is helemaal niet erg? Je bent natuurlijk niet de eerste die deze toets maakt, dus veel juffen en meesters weten al dat je het waarschijnlijk lastig vindt. Voor wie schrijven leuk vindt: je mag bij de Cito-toets ook een kort briefje of een verhaaltje schrijven.