Belangrijke begrippen

In het Nederlands hebben we allerlei spellingregels. Deze regels gebruiken we om woorden goed te spellen. Bij deze regels passen begrippen. Deze begrippen moet je kennen om te weten hoe je een woord spelt. Er zijn best veel begrippen. Daarom lees je hier de belangrijkste begrippen. Lees de uitleg en bekijk ook het voorbeeld.

Klanken en lettergrepen

Klinkers en medeklinkers:
Wat is het verschil tussen klinkers en medeklinkers? Klinkers zijn klanken die je spelt met de letters ‘a’, ‘e’, ‘i’, ‘o’, en ‘u’. De combinaties vormen geen tweeklank (lees het volgende begrip). De y is ook een klinker als deze klinkt als een ‘i’. Klinkers vind je onder meer in de woorden ‘bal’ en ‘bel’. Soms klinken klinkers ook lang. Dat hoor je bijvoorbeeld in het woord ‘been’, ‘baan’ of ‘beul’. Medeklinkers zijn klanken die je spelt met de letters b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x en z, en de combinaties
ch, ng, s en th. De y is ook een medeklinker, als deze klinkt als een ‘j’.

Tweeklanken:
Tweeklanken zijn klanken die je spelt met de tekens ‘au’ en ‘ou’, ‘ei’ en ij’, en ‘ui’. Voorbeelden zijn ‘tuin’, ‘leiden’ of ‘lijden’ en ‘gauw’ of ‘gouw’ (Gouw is een gewenst van het vroegere Frankrische rijk).

Lettergrepen:
Lettergrepen zijn klankgroepen die je hoort als je een woord vertraagd en luid uitspreekt. Keu-ken-ta-fel, bijvoorbeeld. We noemen een lettergreep ‘open’ als deze op een lange klinker of een tweeklank eindigt. We noemen een lettergreep ‘gesloten’ als deze op een medeklinker eindigt.

Woordvormen

Een vervoeging:
Een vervoeging betekent dat de vorm verandert, zodat het werkwoord in een zin past. Dat gebeurt het meest bij woorden met een stam + uitgang. Denk bijvoorbeeld aan ‘wandelen’. In de zij-vorm, in de verleden tijd, krijg je een uitgang. De stam is ‘wandel’, de uitgangen is ‘den’: zij wandelden.

Een verbuiging:
Een verbuiging is soms nodig om een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord te laten passen. Het grondwoord wordt dan vervoegd.

Een samenstelling:
Een samenstelling bestaat uit twee of meer delen. Denk aan het woord ‘keukentafel’. Het bestaat uit de delen ‘keuken’ en ‘tafel’, oftewel: een tafel die je in de keuken zet.

Een afleiding:
Een afleiding bestaat uit een zogenaamd ‘grondwoord’ en een voor- of achtervoegsel. Denk aan het woord ‘onschuldig’. In dit woord is ‘on’ het voorvoegsel en ‘ig’ het achtervoegsel. ‘Schuld’ is het grondwoord.

Een ongeleed woord
Een ongeleed woord is een woord zonder samenstelling of afleiding. Denk aan het woord ‘ladder’ of ‘schuld’.

Een samenkoppeling:
Een samenkoppeling bestaat uit twee of meer woorden die je vaak samen ziet. We gebruiken ze niet heel vaak, maar ze zijn er wel. Een voorbeeld is ‘kruidje-roer-mij-niet’.

Een woordgroep:
Een woordgroep is een groep woorden die bij elkaar horen, maar geen samenstelling zijn. Vaak zie je ze met een bijvoeglijk naamwoord, zoals ‘een rode pen’ of ‘een heel mooi boek.’

Zelfstandige naamwoorden

Een soortnaam:
Een soortnaam is een woord dat verwijst naar een persoon, dier, plaats, instelling, merk, zaak of tijdstip. Ze hebben vaak een onbepaald lidwoord. Voorbeelden hiervan zijn ‘een mens’, ‘een tafel’, ‘een rechtbank’ of ‘een hond’.

Een eigennaam:
Een eigennaam is de officiële naam waarmee je verwijst naar een unieke persoon, zaak, plaats, instelling, historische gebeurtenis of merk. Voorbeelden zijn ‘Hugo Claus’, ‘Amsterdam’, ‘Coca-Cola’ en ‘Tweede Wereldoorlog’.

Afkortingen

Een afkorting:
Een afkorting spreek je uit zoals het woord of de groep woorden waar het voor staat. Een voorbeeld is ‘a.u.b.’ voor ‘alstublieft’ of ‘d.w.z’ voor ‘dat wil zeggen.’

Een symbool:
Een symbool is een teken, zoals bijvoorbeeld ‘km’ voor kilometer’, of het euroteken voor de euro. Ze worden uitgesproken als de woorden waarvoor ze staan/

Een initiaalwoord:
Een initaalwoord bestaat uit de beginletters van samengestelde woorden en wordt letter voor letter uitgesproken. Een voorbeeld hiervan is ‘pc’, dat je uitspreekt als ‘peesee’ en wat staat voor ‘personal computer’. Een ander voorbeeld is ‘wEU’, dat staat voor ‘Europese Unie’.

Een letterwoord:
Een letterwoord bestaat uit de beginletters van woorden, maar wordt als een gewoon woord uitgesproken. Denk aan ‘aids’, dat je uitspreekt als ‘eets’ en staat voor ‘acquired immune deficiency syndrome’.

Een verkorting:
Een verkorting betekent dat een woord uit delen van lettergrepen is samengesteld. Een voorbeeld hiervan is ‘hifi’ voor ‘high fidelity’ of ‘info’ voor ‘informatie. Je spreekt deze woorden als gewone woorden uit.