Nadenkwoorden of regelwoorden

Nederlands is geen makkelijke taal, want je moet je bij het spellen aan allerlei regels houden. Zeker bij regelwoorden zijn die regels heel belangrijk. Zonder deze regels kun je woorden namelijk niet goed spellen. Naast nadenkwoorden of regelwoorden bestaan er ook nog luisterwoorden en weetwoorden. Op deze pagina gaan we eens kijken naar de nadenkwoorden of regelwoorden. Hoe werken die woorden precies? En hoe zit dat ook al weer met klinkers, medeklinkers en klanken?

Wat zijn nadenkwoorden/regelwoorden?

Veel kinderen vinden nadenkwoorden lastig. Dat komt doordat je regels uit je hoofd moet leren voor deze woorden. Je moet stappen volgen om het woord goed te kunnen spellen. Bij nadenkwoorden/regelwoorden zijn de regels erg belangrijk. Daarom vind je deze vaak ook onderaan de wandkaart in de klas. Je kunt deze wandkaarten ook op het internet bekijken.

Hoe weet je of een woord een nadenkwoord/regelwoord is?

Een regelwoord herken je door na te denken of er een regel bij een woord hoort. Het is een nadenkwoord of regelwoord als je er een bepaalde regel voor moet volgen. Denk bijvoorbeeld aan samenstellingen. Het woord ‘tafelpoot’ is een goed voorbeeld: het woord bestaat uit de woorden ‘tafel’ en ‘poot’.

Je leert op school ook over de verlengingsregel. Je verandert dan een woord van enkelvoud naar meervoud: je maakt er dus meerderen van. Een goed voorbeeld is het woord ‘hond’. Je hoort ‘hont’, maar als je het woord langer maakt, hoor je ‘honden’. We zeggen ‘honden’ en niet ‘honten’. Daarom schrijf je het woord hond, ook al hoor je een t, als ‘hond’.

Regelwoorden hebben ook lange en korte eindklanken. Deze regel is vaak moeilijk, omdat de woorden met deze klanken erg lijken op luisterwoorden. Je leert de regel dat een woord dat eindigt met een lange klank, met één klinker geschreven worden. Voorbeelden van woorden zijn ‘zo’, ‘ga’ en ‘nu’. Eindigt een woord op een e? Dan moeten er twee klinkers geschreven worden. Dat is vaak best moeilijk.

Je kunt het onthouden met dit ezelsbruggetje: ‘Lange klanken hebben pech, ik haal gewoon een letter weg! Behalve de ee, die doet niet mee.’ In plaats van één letter schrijf je er bij ‘ee’ toch twee.

Open en gesloten klankgroepen

Nadenkwoorden en regelwoorden werken met ‘klankgroepen’. Je leert op school meer over open klankgroepen en gesloten klankgroepen. Dat werkt zo:

Je bekijkt eerst of de laatste klank van de laatste klankgroep is. Daarna ga je uitvinden wat voor soort klank de laatste klank is. Nu denk je na over welke regel daarbij hoort:

  • Is het een medeklinker? Dan schrijf je wat je hoort;
  • Is het een lange klank? Dan schrijf je één klinker;
  • Is het een korte klank? Dan schrijf je daarna twee medeklinkers.

Een voorbeeld: het woord ‘appel’ heeft een korte klank: ap-pel. Een korte a, dus. Daarna komen er twee medeklinkers: de ‘p’s in ‘appel’. Je schrijft twee medeklinkers.

Een ander voorbeeld: het woord ‘raket’. De ‘a’ heeft een korte klank, maar er is maar één medeklinker. Daarom schrijf je maar één ‘e’: ‘raket’.