Voorzetsels en bijwoorden

Wat zijn voorzetsels? En wat zijn bijwoorden? En wat zijn de verschillen tussen deze twee? Om uiteindelijk zinnen te kunnen ontleden, is het belangrijk dat je deze twee soorten woorden goed kunt onderscheiden. Laten we eens kijken naar de voorzetsels en bijwoorden.

Voorzetsels

Allereerst: wat zijn voorzetsels eigenlijk? Voorzetsels zijn woorden die een richting, plaats of relatie aangeven. Je gebruikt deze woorden daarom altijd samen met een ander woord. Dat kan een zelfstandig naamwoord maar ook een voornaamwoord of een werkwoord zijn.

De basisregels

Het is goed om te onthouden dat een voorzetsel altijd een relatie uitdrukt tussen de woordgroep waar het deel van uitmaakt en een ander onderdeel van de zin. Dat kan bijvoorbeeld het werkwoord zijn, dat ervoor staat. Voorzetsels zijn bijna onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig werkwoord is.

Je zou denken dat een voorzetsel altijd voor het woord moet staan, maar dat is niet zo. Ze kunnen ook achter de woordgroep staan. Denk maar aan de zin: ‘Hij reisde de hele wereld over’.

Voorbeelden van preposities

Mocht je nu denken: ‘wat is een prepositie’? Dat is een ander woord voor ‘voorzetsel’. Soms noemen we een voorzetsel een prepositie, maar het gaat om dezelfde woorden. Dat is goed om te onthouden. Voorbeelden van preposities zijn:

  • In de kast
  • Op de stoep
  • Achter de tent
  • Naast de kooi
  • Onder het kleed

Lijst met voorzetsels

De voorzetsels zijn veel om te onthouden, maar als je eenmaal doorhebt hoe het werkt, is het gemakkelijk. Je kunt deze lijst met voorzetsels leren:

  • Aan
  • Achter
  • Af
  • Behalve
  • Beneden
  • Bij
  • Binnen
  • Boven
  • Buiten
  • Door
  • In
  • Langs
  • Met
  • Na
  • Naar
  • Naast
  • Om
  • Onder
  • Op
  • Over
  • Per
  • Sinds
  • Te
  • Tegen
  • Tot
  • Tussen
  • Uit
  • Van
  • Via
  • Volgens
  • Voor
  • Zonder

Werkwoorden met vaste voorzetsels

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Dat betekent dat je het voorzetsel niet kunt vervangen door een ander voorzetsel. Voorbeelden daarvan, zijn bijvoorbeeld:

  • Zich abonneren op
  • Afhankelijk zijn van
  • Antwoord geven op
  • Bang zijn voor
  • Beginnen met
  • Zich bemoeien met
  • Bezig zijn met
  • Bezorgd zijn over
  • Bezuinigen op
  • Boos zijn op
  • Zich concentreren op
  • Condoleren met
  • Deelnemen aan
  • Denken aan
  • Discussiëren over
  • Het eens zijn met
  • Zich ergeren aan
  • Ervaring hebben met
  • Feliciteren met
  • Gebruik maken van
  • Geïnteresseerd zijn in
  • Gek zijn op
  • Geld overmaken naar
  • Geld uitgeven aan
  • Genieten van

Het zijn maar een paar voorbeelden. Er zijn talloze werkwoorden met vaste voorzetsels. Ondanks dat deze voorzetsels vast zijn, zijn ze niet altijd vanzelfsprekend. Daarom maken veel mensen fouten met vaste voorzetsels. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Vervangen voor’ in plaats van ‘Vervangen door’. Of ze hebben het over ‘Vanuit het management is besloten’. Eigenlijk bedoelen ze: ‘Door het management is besloten’. In officiële teksten zul je ook vaak tegenkomen dat er over iets ‘binnen het bedrijf’ wordt gesproken. Eigenlijk bedoelen ze ‘van dit bedrijf’. Of een ‘aanleiding tot’, wat eigenlijk ‘aanleiding van’ moet zijn.

Zulke fouten zijn zo gemaakt. Omdat ze zo vaak voorkomen, zijn we ze in de spreektaal normaal gaan vinden. Toch zijn deze verkeerde voorzetsels echt taalfouten.

Splitsbare werkwoorden

Wanneer je aan de slag gaat met voorzetsels en bijwoorden, zul je ook de splitsbare werkwoorden tegenkomen. Een splitsbaar werkwoord is een combinatie van een voorzetsel en een werkwoord. Je kunt het werkwoord splitsen. Een paar voorbeelden zijn:

  • Aanbieden – Zij biedt zich aan.
  • Aankomen – Sinterklaas komt per boot aan.
  • Afdrogen – Papa droogt de glazen af.
  • Weggooien – Hij gooit zijn rommel weg.

Wat je ziet, is dat splitsbare werkwoorden geen pure voorzetsels zijn. ‘Doornemen’ en ‘door’ hebben verschillende betekenissen. Toch zijn het voorbeelden van voorzetsels.

Bijwoorden (en voorbeelden van bijwoorden)

We maken het nog een stapje lastiger en voegen ook bijwoorden toe. Onthoud dat een woord in een zin meerdere functies kan hebben. Zo kan een woord zowel een voorzetsel als een bijwoord zijn. Maar wat is een bijwoord precies?

Een bijwoord is een woord dat iets zegt over een gezegde, over een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Denk bijvoorbeeld aan: ‘Hij loopt hard.’ Je kunt de vraag stellen: ‘Hoe loopt hij?’ Het antwoord is ‘hard’. Of als bijvoeglijk naamwoord: ‘Dat is een erg mooie auto’: ‘Hoe mooi is de auto?’ ‘Erg’.

Soms versterken bijwoorden elkaar. ‘Hij loopt heel snel’ of ‘Hij praat erg hard’. ‘Hard’ en ‘snel’ zijn al bijwoorden op zich, maar ‘heel’ en ‘erg’ versterken het.

Voorzetselbijwoord

Een voorzetsel kun je gemakkelijk verwarren met een stukje van een splitsbaar werkwoord. Dan noemen we dat een ‘voorzetselbijwoord’. Op een gegeven moment herken je ze direct.

Een voorbeeld: “De buurvrouw is om één uur ‘s nachts nog op.” – ‘Op’ is hier het voorzetselbijwoord, en betekent hier ‘wakker zijn’.

Of: ‘Mijn vader komt naar beneden’’. Daarin is ‘naar beneden’ het voorzetselbijwoord: het werkt zowel als een voorzetsel (achterin de zin), als een bijwoord.

Voornamelijk bijwoord

Een voornaamwoordelijk bijwoord is een combinatie van één van de bijwoorden ‘er’, ‘hier’, ‘daar’, ‘waar’, ‘ergens’ en overal, en één of meer voorzetsels (zoals ‘aan, ‘bij’ en ‘voor’). Ook de bijwoorden ‘af’, ‘heen’, en ‘toe’ kunnen gecombineerd worden. Je schrijft de delen van het voornaamwoordelijk bijwoord vaak aaneen, behalve bij de bijwoorden ‘ergens’, ‘nergens’ en ‘overal’.

Het klinkt heel erg ingewikkeld. Daarom geven we je een paar voorbeelden:

  • Waarover spraken de directeuren, tijdens de aandeelhoudersvergadering?
  • Ik wil me nergens mee bemoeien.

In bepaalde gevallen kun je het voornaamwoordelijk bijwoord ook splitsen door een zinsdeel:

Dit is niet datgene waarover het gaat Dit is niet datgene waar het over gaat.

Taalkundig ontleden

Er zijn twee soorten ontleden: redekundig ontleden en taalkundig ontleden. Bij redekundig ontleden verdeel je een zin in woordsoorten die allemaal een eigen functie hebben. Taalkundig ontleden is het ontleden van de woordsoorten in een zin. Wanneer je op zoek gaat naar voorzetsels en bijwoorden in een zin, ben je aan het taalkundig ontleden.

Er zijn heel wat woordsoorten, maar op deze pagina kijken we alleen naar het ontleden van voorzetsels en bijwoorden. In het geval van een voorzetsel kun je kijken of een woord bij het woord ‘de kast’ past. ‘Op de kast’, ‘Naast de kast’, ‘Bij de kast’, et cetera. Daarna kijk je of het bij het woord ‘het feest’ past: ‘Tijdens het feest’, ‘Na het feest’, ‘Voor het feest’, et cetera.

Daarna ga je op zoek naar woorden die iets zeggen over een ander woord in de zin: dit zijn de bijwoorden. Je kunt ze ontdekken door vragen te stellen: Hoe? Wanneer? Waar? Waarom? Dan kom je uit op woorden als ‘Gisteren’, ‘Buiten’ en ‘Misschien’.

Het fijne van taalkundig ontleden is dat je geen vaste volgorde hoeft aan te houden. Bij redekundig ontleden moet dat wel. Je kunt een zin dus van voor naar achteren ontleden.

Bijwoord versus bijvoeglijk naamwoord

Het kan zijn dat je een beetje verward raakt van al die soorten woorden. Een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord worden dan ook vaak met elkaar verward. Je kunt dit zo onthouden: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: ‘De rode pen’. Een bijwoord zegt iets over een werkwoord: ‘Hij eet snel’.

Veelgestelde vragen over  voorzetsels en bijwoorden

Wat is een voorzetsel?
Voorzetsels zijn woorden die een richting, plaats of relatie aangeven. Je gebruikt ze samen met een ander woord, zoals een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden zijn ‘voor’,’ achter’, ‘naast’, ‘in’ en ‘op’.

Wat is een bijwoord?
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin. Het gaat dan om een werkwoord. Een voorbeeld: ‘Hij eet snel’. ‘Snel’ is hier het bijwoord.

Wat is het verschil tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord?

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Werkwoorden zijn dingen die je doet, en zelfstandig naamwoorden mensen, planten, dieren en dingen.

Hoe kies je het juiste voorzetsel?

Twijfel je welk voorzetsel je moet gebruiken? Dan kun je het vaak opzoeken in de lijst met voorzetsels. Soms staat het voorzetsel niet in de lijst. Dan kunnen de websites van bijvoorbeeld Van Dale, Onze Taal en Taaladvies je helpen. Het is geen schande om dit soort vragen op te zoeken. Natuurlijk kun je ook het ouderwetse woordenboek gebruiken. Daar staat vaak een voorbeeldzin in.

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een voorzetsel?

Een voorzetsel geeft een relatie aan tussen twee woorden. Een bijwoord geeft meer informatie over het woord. Het is belangrijk bijwoorden en voorzetsels niet met elkaar te verwarren.